Kroniek van een aangekondigde dood, maar dan in Turkije
7 December 2022

Kroniek van een aangekondigde dood, maar dan in Turkije

Türkiye

Tahir Elçi, advocaat en deken van de Orde van Advocaten van Diyarbakir in Zuidoost-Turkije, werd op zaterdag 28 november 2015 meteen na een persconferentie op klaarlichte dag door het hoofd geschoten en overleed ter plekke. De vrouw van Tahir Elci heeft vorig jaar november een korte tekst geschreven voor een online krant in Turkije. Daarin vergelijkt ze de gang van zaken rond de moord op haar man en de rechstzaak daarna, met de gebeurtenissen in de novelle ‘Kroniek van een aangekondigde dood’ van Gabriel Garcia Marquez. Ter herinnering van Tahir Elçi publiceert Lawyers for Lawyers dit stuk graag in het Nederlands.

Oorspronkelijke titel: ‘Kırmızı Cumartesi’. Op 20 november 2021 verschenen op: https://t24.com.tr/yazarlar/turkan-elci/kirmizi-cumartesi,33204. Vertaald uit het Turks door Hanneke van der Heijden, 6 december 2022.
Citaten overgenomen uit: Gabriël García Márquez, Kroniek van een aangekondigde dood. Amsterdam: Meulenhoff, 2014. Vertaald uit het Spaans door Mariolein Sabarte Belacortu.

Türkan Elçi 

Kroniek van een aangekondigde dood, een bekende en populaire roman van Gabriël García Márquez, wordt terecht beschouwd als wereldliteratuur. Het is een kleine en grootse roman. In een ongewone, magisch-realistische stijl verhaalt het boek van een moord die het gevolg is van maatschappelijke normen en vooroordelen. Maar de sterke plot en betoverende stijl zijn niet de enige redenen waarom ik het hier over dit boek wil hebben. Voor alles is het een roman over een moord, een moord die openlijk, voor de ogen van de bevolking wordt gepleegd.

Márquez verbindt ‘maagdelijkheid’, een heilige norm in het stadje waar de gebeurtenissen plaatsvinden (en waar de auteur opgroeide), met de morele opvattingen in de samenleving, met het maatschappelijk geweten, de religie en de manier waarop justitie omgaat met gerechtigheid. Zo geeft de auteur door middel van de moord een sociologische analyse.

Voor mij is Kroniek van een aangekondigde dood een bijzonder boek. Toen ik het jaren geleden voor het eerst las, was ik er nog niet zo van onder de indruk als nu. Sommige boeken zetten de dingen die zich in ons geheugen hebben vastgezet in beweging, we beginnen ons verwant te voelen met het verhaal, en raken er zonder dat we het weten aan gehecht. Want ook al beginnen we een literaire reis meestal met de bedoeling om van onszelf weg te komen, uiteindelijk komen we met een omweg toch bij onze eigen wereld uit.

Door de mentale en psychische reacties van de personages, die veel weg hebben van die in onze samenleving, onderzoekt Márquez universele kwesties als geweten, gerechtigheid, vooroordeel, de ander, religie. Dat zijn zaken die voor haast iedere samenleving van belang zijn. Zo slaagt hij erin de afstand in tijd en ruimte tussen hen en ons teniet te doen.

Ik wil hier de overeenkomsten beschrijven tussen de moord in Colombia, een samenleving duizenden kilometers bij ons vandaan, en de moord die op 28 november 2015 werd gepleegd, de moord op advocaat Tahir Elçi. De moord in Kroniek van een aangekondigde dood lijkt namelijk in een groot aantal opzichten op die moord in Turkije. Naar analogie van Márquez’ roman noem ik die geconstrueerde moordaanslag daarom ‘Kroniek van een aangekondigde dood in Turkije’, of kortweg: ‘Kroniek uit Turkije’. Ik gebruik het woord ‘geconstrueerd’, want ook voor een succesvolle moordaanslag is een goede opbouw nodig, een goede scenarist en een bezetting van mensen die het scenario goed kunnen uitvoeren. De plot moet goed in elkaar zitten, de handelende personen moeten handig zijn, de gelaagde structuur haast onoplosbaar – in dat opzicht is een moordaanslag in feite te beschouwen als een kunstwerk. Het is als een film die vertoond wordt op een zwart doek dat het hele land omspant, en die ieder individu in de samenleving gedwongen is te aanschouwen. Over het algemeen hoopt men dat de toeschouwers hun eigen lessen zullen trekken uit de boodschap waarmee de film eindigt. Zo is ook de ‘Kroniek uit Turkije’ een geslaagd werk te noemen, dat voor een prijs in aanmerking komt.

In Márquez’ Kroniek van een aangekondigde dood houdt de stadsbevolking haar mond als er wordt gesproken over plannen om Santiago Nasar te doden. Dat doen de mensen bewust of simpelweg omdat ze het onwaarschijnlijk vinden dat die moord wordt gepleegd. Door te zwijgen worden de mensen in hun bananenplantages op een stralende ochtend in februari partner van de moordenaars. De dood die in Turkije wordt aangekondigd komt op een herfstochtend, die gevolgd zal worden door een lange, lange winter. In de straten en wijken van de verwoeste stad hangt na die openlijk gepleegde moord een sfeer van bittere kou en angst. Men probeert het veroorzaakte leed, de gepleegde wreedheden te verbergen onder de vallende sneeuw. Na de aangekondigde moord in Turkije lijkt er in de stad niets te doen, niets dan wachten tot het ijs zal smelten.

Na zevenentwintig jaar kan de moeder van Santiago Nasar zich de droom van haar zoon nog precies herinneren: ‘De week daarvoor had hij gedroomd dat hij in z’n eentje in een zilverpapieren vliegtuig zat, dat zonder ergens tegenop te botsen tussen de amandelbomen door vloog.’

Inderdaad, in de droom die Santiago voor zijn dood aan zijn moeder vertelt is hij alleen en vliegt hij tussen de amandelbomen door. Het is slechts een droom. We kunnen die proberen te duiden, of de conclusie trekken dat Márquez met de nadruk op het alleen zijn en de metafoor van de amandelboom ons iets duidelijk wil maken. Wat vaststaat is dat Santiago nog een jonge knul is, begin twintig. Hij is als een amandelboom die misleid door de lentezon zijn bladeren te vroeg laat vallen. Santiago is de zoon van een Arabische migrantenfamilie die later naar het stadje is gekomen, tegenover het geweten van de bevolking en de moordenaars is hij moederziel alleen. Voor de inwoners van het stadje is hij ‘de ander’. De beschrijving die zijn moeder van zijn gevoeligheid geeft, gaat door merg en been: ‘Zijn witte linnen pak was alleen met water gewassen, want hij had zo’n gevoelige huid dat hij niet tegen het geluid van stijfsel kon.’

Santiago droeg een wit linnen pak. Voor ons, lezers, mag het lastig zijn om in Márquez’ roman een aanwijzing te vinden voor zijn schuld of onschuld. Maar wanneer we de kleur wit opvatten als een symbool van puurheid en reinheid, lijkt dat toch op de onschuld van de jongen te wijzen.

Ook Tahir droeg op de bewuste dag een colbert en een overhemd in een lichte kleur. Van amandelbomen had hij niet gedroomd. Hij had wel een andere droom: de droom om zich tegen de oorlog uit te spreken, om de oorlog te stoppen zodat er een geweldloze samenleving kon worden opgebouwd, zodat de mensen die een paar meter bij hem vandaan de dood in werden gestuurd, een leven konden leiden. In de ‘Kroniek van een aangekondigde dood in Turkije’ is het in feite de samenleving zelf die droomt: de droom van een stad die gelooft dat ze zich van eerdere zonden zal zuiveren en het verleden onder ogen zal zien, dat er vrede tot stand zal worden gebracht, dat het proces om een oplossing te vinden zal worden voortgezet. Het is een droom die eindigt in een nachtmerrie.

‘Van nature was Santiago Nasar een vrolijke, vreedzame jongen met een makkelijk karakter.’ Ook op de ochtend dat de in Turkije aangekondigde dood zich zal voltrekken, werd er in alle oprechtheid en zonder angst voor degenen die de oorlog wilden voortzetten een wereld geëist zonder gevechten en zonder oorlog. Eenzelfde eenzaamheid als Santiago Nasar doormaakt wanneer de ramp duidelijk zichtbaar naderbij komt, zien we ook bij die aangekondigde dood in Turkije. Een kristalheldere stem verheft zich vol overtuiging, wordt gesmoord, verstomt.

‘Tenslotte lieten ze hun messen zingen op de slijpsteen en Pablo hield het zijne vlak bij de lamp, zodat het staal schitterde. “We gaan Santiago Nasar doden,” zei hij.’ En even verderop: ‘“Alleen, wij zijn hem aan het zoeken om hem te doden.”’ De moordenaarstweeling deinst er niet voor terug om in iedere straat te verkondigen dat ze Nasar gaat doden.

De advocaat verdedigt de stelling dat de moord is gepleegd uit zelfverdediging omwille van de eer, de rechters gaan daarin mee. De tweeling krijgt niet de straf die staat op het openlijk plegen van een moord: niet de moordenaars moeten bestraft worden, is de heersende opvatting, maar degene die schade toebrengt aan de waarden die voor de samenleving heilig zijn. Men gaat ervan uit dat Santiago Nasar het heilig geachte taboe op maagdelijkheid heeft geschonden, de samenleving verklaart hem daarop schuldig. In samenlevingen waar belang wordt gehecht aan het heilige en aan taboes, is het doodnormaal dat mensen zonder verdere vragen schuldig worden verklaard. In een maatschappij waar geen respect is voor het recht, kun je niet verwachten dat rechters onpartijdig en objectief zijn in hun uitspraken. Daarvoor moeten ze zich eerst losmaken van deze mentaliteit, die in de samenleving als een vanzelfsprekendheid geldt. In feite is Santiago Nasar degene die wordt bestraft – door de inwoners van het stadje, die zwijgen, en door justitie, die de moordenaars niet de straf oplegt die ze verdienen.

Ook de kerk probeert de moord als iets onschuldigs te presenteren. Pater Carmen Amador vertegenwoordigt de religieuze autoriteit, hij is dus een belangrijk personage. Na de moord zegt Pedro Vicario: ‘We hebben hem welbewust gedood, maar we zijn onschuldig.’ En pater Amador antwoordt: ‘Misschien in Gods ogen.’ Justitie en de kerk beschermen de moordenaars van Santiago, ze zien er geen been in om zich aan hun zijde te scharen.=

Voordat de aangekondigde moordaanslag in Turkije daadwerkelijk plaatsvond, waren Tahirs woorden door de media al verdacht gemaakt, al vielen ze binnen de vrijheid van meningsuiting. Zo werd hij net als Santiago Nasar aangewezen als schuldige, werd hij haast vogelvrij verklaard. Zoals de moordenaars in Colombia er niet voor terugdeinzen om vooraf overal op straat te verkondigen dat ze Santiago zullen vermoorden, zo deinsden de media er in de ‘Kroniek uit Turkije’ niet voor terug om met een beschuldigende vinger naar Tahir te wijzen. Justitie had hem, de deken van een advocatenorde, iemand dus van wie bekend was waar hij verbleef, met een hoop vertoon in hechtenis genomen, televisiezenders probeerden met berichten die over de televisieschermen rolden de gebeurtenis bewust dagenlang in het nieuws te houden. Het was er allemaal slechts op gericht om iemand die zijn ideeën wilde uiten, ideeën die binnen de vrijheid van meningsuiting vielen, als schuldige aan te wijzen, en zo de maatschappij te intimideren.

In Márquez’ Kroniek worden de moordenaars veroordeeld tot drie jaar – een beloning bijna. In de ‘Kroniek uit Turkije’ werd het niet eens nodig gevonden om degenen die als verdachten werden veroordeeld in bewaring te stellen – en dat terwijl justitie er geen enkele moeite mee heeft om burgers bij de minste of geringste verdenking op te pakken. Pas na vijf jaar werd er met de rechtszaak begonnen, en dan nog met tegenzin. Tijdens de eerste zitting was er nog hoop dat er sprake zou zijn van gerechtigheid, maar met zijn lichaamstaal maakte de rechter duidelijk dat hij weinig empathie kon opbrengen voor de benadeelde partij, dat die in zijn ogen schuldiger was dan de terechtstaande verdachten, dat hij het hen aangedane onrecht niet wilde begrijpen, zoals hij hen ook niet in de gelegenheid stelde om hun visie te verwoorden, en zoals er sprake van was dat ze de rechtszaal uit zouden worden gestuurd – het waren helaas de eerste signalen dat deze rechtszaak, zoals zoveel eerdere zaken, zou eindigen met straffeloosheid.

De autopsie op Santiago Nasar wordt volgens de regels verricht door de parochiepriester. Van begin tot eind is het niet veel meer dan een formaliteit. ‘De parochiepriester had medicijnen en chirurgie gestudeerd in Salamanca, maar toen hij naar het seminarium ging was hij nog niet afgestudeerd, en zelfs de burgemeester wist dat zijn autopsie geen enkele wettelijke waarde had. Toch dwong hij hem het bevel uit te voeren.’ In de ‘Kroniek uit Turkije’ gaat er na de moord een hele winter voorbij, er valt sneeuw op de grond, er razen stormen, de ene na de andere regenbui spoelt de grond schoon, de kogelhulzen dolen rond (alleen de bloedvlekken worden niet uitgewist), de kruitdampen verwaaien in de wind. Niets is nog hetzelfde wanneer er maanden later onderzoek wordt gedaan op de plaats delict. Net als de autopsie van Santiago Nasar is alles slechts een formaliteit.

Kolonel Apontene ‘beloofde er onmiddellijk iets aan te zullen doen, maar hij ging de Club Social in om een domino-afspraak voor die avond te bevestigen en toen hij weer buiten kwam, was de misdaad al gepleegd.’ De onverschilligheid ten aanzien van de aanslag in Turkije doet er niet voor onder. Dat er niet doeltreffend wordt opgetreden tegen de personen die al schietend op de vlucht slaan is net zo onvoorstelbaar als een kolonel die naar Club Social gaat om zijn domino-afspraak te bevestigen terwijl hij weet dat er een moord zal worden gepleegd. Het is tegelijkertijd een voorbeeld van een achterdochtig stemmende onvoorzichtigheid. Camerabeelden van mensen die zich bewapend uit de voeten maken (en die doen denken aan achtervolgingscènes uit films), van iemand die in een plas bloed bij een minaret ligt, gaan de wereld over, maar het moment waarop het schot valt probeert men – om onduidelijke redenen – vaag te houden met de verklaring van de politie-ambtenaar die met het maken van een opname was belast: hij had ‘op dat moment de opname stopgezet’.

‘Ze zaten net aan het ontbijt toen ze Santiago Nasar, doorweekt van het bloed en met zijn tros ingewanden in zijn handen, binnen zagen komen.’ Als er één plek heilig is voor mensen, dan wel hun woning. Santiago wordt voor zijn huis, voor zijn heiligdom neergestoken, in de ‘Kroniek uit Turkije’ wordt de moord gepleegd in het heiligdom van God. Het is nóg een pijnlijke overeenkomst tussen de twee moorden.

‘Ze hebben me gedood, kleine Wene,’ zei hij. Hij struikelde over de laatste trede, maar stond meteen weer op. ‘Hij was zelfs zo zorgzaam om met zijn hand het stof van zijn ingewanden af te vegen,’ vertelde mijn tante Wene mij. Toen ging hij door de achterdeur, die al sinds zes uur openstond, zijn huis in en viel voorover op de grond in de keuken.’

Een soortgelijke zorgzaamheid zien we in de ‘Kroniek uit Turkije’: de zorgzaamheid om op te komen voor andermans ‘recht op leven’.

Santiago Nasar staat op het punt te sterven en probeert de dood bij hem vandaan te houden door het stof van zijn ingewanden te vegen, alsof er niks aan de hand is. Zo is ook de zin ‘Wij willen geen oorlog en geen gevechten’ in de slotscène van de ‘Kroniek van een aangekondigde dood in Turkije’ een oproep om de dood kordaat weg te duwen.

In hun licht gekleurde kleren vallen beide vermoorde mannen in een diepe slaap, beiden zijn ‘de ander’ en alleen. Maar is ‘de ander’ tenslotte niet altijd alleen?

Meer nieuws uit Türkiye