Iran L4L spreekt met gevluchte Mohammad Mostafaei
De Iraanse mensenrechtenadvocaat Mohammad Mostafaei kreeg politiek asiel in Noorwegen. Onlangs was hij in Amsterdam. Hij zou willen dat advocaten in Europa hun Iraanse collega’s steunen bij mensenrechtenzaken.
“Het is belangrijk in Iran om andere mensen te redden. Ik heb 18 kinderen van de doodstraf gered, 13 vrouwen van steniging en nog eens 19 volwassenen van de normale doodstraf. Ik kreeg daarbij ook hulp van mensen in de regering. Er werken ook goede mensen bij de overheid. Ik heb het vonnis waarbij mij cliënte Sakineh Ashtiani door steniging ter dood veroordeeld werd een nepvonnis genoemd. Daar is men niet blij mee. Inmiddels is ook mijn opvolger Houtan Kian in de Ashtiani-zaak gearresteerd omdat hij met twee Duitse journalisten gepraat zou hebben. We weten niet hoe het met hem gaat.
Er zijn twee soorten rechters in Iran: rechters die recht spreken volgens het recht dat in de wetten staat geschreven. En er zijn rechters die vanuit een religieuze overtuiging werken. Zij zijn vaak opgeleid in Qum, een soort islamitisch Vaticaan ten zuiden van Teheran. Er zijn ook twee Advocatenordes. De oudste bestaat meer dan honderd jaar, is onafhankelijk en heeft 16.000 leden. Daar heb ik drie jaar gewerkt als beleidsmedewerker mensenrechten. Zij kunnen mij niet openlijk steunen uit vrees om hun licentie kwijt te raken. De regering heeft daarnaast een nieuwe Orde opgericht met zo’n 10.000 leden, vaak mensen die in de rechtbanken werken. In belangrijke zaken benoemt de overheid alleen nog advocaten uit haar eigen Orde. In ‘veiligheidszaken’ wordt helemaal geen advocaat benoemd.
Als Ahmadinejad weg is, kan ik terug. Als ik nu terugga zal deze regering mij doden.
Ik had het goed in Iran: we hadden een mooi huis, met een zwembad en een flinke tuin, twee auto’s. Ik had een groot kantoor met tien advocaten en vijf stagiaires. Voor sommige zaken werd ik betaald, maar voor de meeste zaken niet. Alle advocaten in Iran kennen me. Ik sta bekend om mijn goede relaties met collega’s, cliënten, journalisten, maar ook met de autoriteiten. Met iedereen. Behalve met één man bij het ministerie van Veiligheid.
Toen ze mijn vrouw arresteerden om druk op mij uit te oefenen ben ik gevlucht. Ik kon dat niet accepteren, ik moest laten zien: dit kàn niet. Niet voor mij, niet voor andere mensen. We zijn nu samen in Noorwegen.”