Turkije EHRM veroordeelt Turkije voor marteling advocaat
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EVRM) heeft een uitspraak gedaan in de zaak van advocaat Gülizar Tuncer, die in 2000 het slachtoffer was van politiegeweld. Turkije werd schuldig bevonden van het overtreden van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, over het verbod van “mishandeling en marteling”. Het EVRM beval de Turkse autoriteiten om een bedrag van 13.015 euro aan Tuncer te betalen, voor schade en gerechtskosten.
Op 16 september 2000 nam Gülizar Tuncer deel aan een protest van de Contemporary Lawyers Association, tegen de ‘high security’ gevangenissen. Toen Tuncer een persverklaring wilde geven werd zij, samen met 29 andere demonstrerende advocaten werd opgepakt en over de grond werd gesleept. Aan dit incident hield zij meerdere kneuzingen over, en werd zij dienovereenkomstig voor vijf dagen arbeidsongeschikt verklaard.
Tuncer diende een klacht in tegen de politie agenten die haar oppakten, en zij werden naar aanleiding daarvan in 2004 schuldig bevonden aan het gebruik van geweld dat de grenzen van de uitoefening van hun taken overschreed. In 2006 vernietigde het Hof van Cassatie het arrest op grond van de inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek van Strafrecht. In 2007 werden de drie betrokken politieagenten opnieuw veroordeeld op dezelfde gronden, maar het Hof van Cassatie verklaarde in 2009 dat de wettelijke verjaringstermijn verstreken was waardoor de veroordeling geen stand hield. In 2010 diende Tuncer daarom een klacht in bij het EVRM, waarin zij stelde dat de politieagenten niet waren veroordeeld, en dat een degelijk onderzoek naar hun acties ontbrak. Turkije werd schuldig bevonden van het overtreden van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, over het verbod van “mishandeling en marteling”. Het EVRM beval de Turkse autoriteiten om een bedrag van € 13.015 aan Tuncer te betalen, voor schade en gerechtskosten.